Serviceuitleg voor JA-110B
Bedrade glasbreukdetector
Dit product is een onderdeel van het JABLOTRON JA-100 alarmsysteem. Het dient voor de detectie van het breken van glazen panelen, die deel uitmaken van de mantel van het te beveiligen gebouw. Het reageert op luchtdrukverandering, die gepaard gaat met het karakteristieke geluid van glasbreuk. De detector heeft een impulsreactie (het meldt alleen eigen activering). Het product is bestemd voor montage door een geschoolde technicus met een geldend Jablotron certificaat.
Installatie
De detector wordt in interieur gemonteerd. In de te bewaken ruimte mogen geen geluids-/lawaaibronnen zijn, geen vibrerende apparaten en/of bewegende voorwerpen die een drukgolf teweeg brengen. Wij raden ook af de detector daar te monteren, waar de lucht stroomt (ventilatie, airco, tochtgaten, niet sluitende deuren, en derg.). Voor de detector mogen geen geluidopnemende voorwerpen zijn (bijv. dikke gordijnen).
Afbeelding: 1 – klikklem van de kap; 2 – sensor; 3 – signaallichtjes van de activering en storing;
1. Open de kap door op de klikklem te drukken (1)
2. Neem de elektronicaplaat uit – door de klikklem (5) los te maken.
3. Trek de kabels door de kunststof achterwand en schroef die vast op de gekozen plaats.
Voor het aansluiten van de BUS moet het systeem van de voeding zijn losgekoppeld.
4. Zet de elektronica terug en sluit de buskabel aan op de klemmen (6).
5. Volg verder de installatiehandleiding van de centrale op. Basisstappen:
a. Na het aanzetten knippert het gele signaallichtje (9) omdat de detector niet in het systeem is ingedeeld.
b. In het F-Link programma op de kaart Randapparaten de gewenste positie kiezen en met de Inlezen toets de leermodus opstarten.
c. Druk op de sabotageschakelaar in de detector (11) – daarmee leert de detector en het gele signaallichtje zal doven.
6. Sluit de kap van de detector en controleer of het rubbergedeelte van de sensor (4) het gat in de kap niet bedekt.
Afbeelding: 4 – sensor; 5 – klikklem van elektronica; 6 – klemmen voor de bus; 7 – streepcode (geplaatst van onderen); 8 – rood signaallichtje van activering detector; 9 – geel signaallichtje van de storing; 10 – instelling gevoeligheid; 11 – sabotageschakelaar;
Detector testen en instellen
Sla achter elkaar met een geschikt gereedschap of met de hand in beschermende handschoen tegen alle glazen oppervlakken in de bewaakte ruimte (het glas mag niet breken, alleen vervormen). De detector reageert op de vervorming van het glas (verandering van de druk in de kamer) door kort met het rode signaallichtje te knipperen. De reactie mag pas na een duidelijke klap tegen het glas komen.
Gevoeligheid op drukveranderingen kan met de trimmer (10) ingesteld worden. Een te hoog ingestelde gevoeligheid kan valse alarmen tot gevolg hebben.
Complexe werking van de detector kan door de GBT-212 test gecontroleerd worden, die na een klap tegen het glas het geluid van het brekende glas genereert. Het rode signaallichtje van de detector (8) gaat in dat geval voor 3 sec oplichten.
Signaallicht uitzetten
Dit wordt door het F-Link programma gedaan – kaart Randapparaten. Op de positie van de detector de Interne instellingen kiezen. Een dialoog verschijnt, waarin het signaallicht van de detectoractivering (8) uitgezet kan worden.
Detectiekarakteristiek
Afbeelding: Detectiekarakteristiek van de detector.
Technische parameters
Voeding vanuit de BUS van de centrale 12 V (9 ... 15 V)
Stroomverbruik bij stand-by (rust) 5 mA
Stroomverbruik voor keuze van kabel 5 mA
Aanbevolen installatiehoogte 2,5 m boven de vloer
Detectieafstand t/m 9 m
Minimum oppervlak van het glaspaneel 0,6 x 0,6 m
Periode van stabilisatie na aanzetten: max. 60 s
Afmetingen 40 x 100 x 22 mm
Classificatie graad 2
conform CSN EN 50131-1, CSN CLC/TS 50131-2-7-1
Omgeving conform CSN EN 50131-1 II. binnen, algemeen
Bereik werktemperaturen -10 t/m +40 °C
Voldoet verder aan CSN EN 50130-4, CSN EN 55022
Installatie
De detector wordt in interieur gemonteerd. In de te bewaken ruimte mogen geen geluids-/lawaaibronnen zijn, geen vibrerende apparaten en/of bewegende voorwerpen die een drukgolf teweeg brengen. Wij raden ook af de detector daar te monteren, waar de lucht stroomt (ventilatie, airco, tochtgaten, niet sluitende deuren, en derg.). Voor de detector mogen geen geluidopnemende voorwerpen zijn (bijv. dikke gordijnen).
Afbeelding: 1 – klikklem van de kap; 2 – sensor; 3 – signaallichtjes van de activering en storing;
1. Open de kap door op de klikklem te drukken (1)
2. Neem de elektronicaplaat uit – door de klikklem (5) los te maken.
3. Trek de kabels door de kunststof achterwand en schroef die vast op de gekozen plaats.
Voor het aansluiten van de BUS moet het systeem van de voeding zijn losgekoppeld.
4. Zet de elektronica terug en sluit de buskabel aan op de klemmen (6).
5. Volg verder de installatiehandleiding van de centrale op. Basisstappen:
a. Na het aanzetten knippert het gele signaallichtje (9) omdat de detector niet in het systeem is ingedeeld.
b. In het F-Link programma op de kaart Randapparaten de gewenste positie kiezen en met de Inlezen toets de leermodus opstarten.
c. Druk op de sabotageschakelaar in de detector (11) – daarmee leert de detector en het gele signaallichtje zal doven.
6. Sluit de kap van de detector en controleer of het rubbergedeelte van de sensor (4) het gat in de kap niet bedekt.
Afbeelding: 4 – sensor; 5 – klikklem van elektronica; 6 – klemmen voor de bus; 7 – streepcode (geplaatst van onderen); 8 – rood signaallichtje van activering detector; 9 – geel signaallichtje van de storing; 10 – instelling gevoeligheid; 11 – sabotageschakelaar;
Detector testen en instellen
Sla achter elkaar met een geschikt gereedschap of met de hand in beschermende handschoen tegen alle glazen oppervlakken in de bewaakte ruimte (het glas mag niet breken, alleen vervormen). De detector reageert op de vervorming van het glas (verandering van de druk in de kamer) door kort met het rode signaallichtje te knipperen. De reactie mag pas na een duidelijke klap tegen het glas komen.
Gevoeligheid op drukveranderingen kan met de trimmer (10) ingesteld worden. Een te hoog ingestelde gevoeligheid kan valse alarmen tot gevolg hebben.
Complexe werking van de detector kan door de GBT-212 test gecontroleerd worden, die na een klap tegen het glas het geluid van het brekende glas genereert. Het rode signaallichtje van de detector (8) gaat in dat geval voor 3 sec oplichten.
Signaallicht uitzetten
Dit wordt door het F-Link programma gedaan – kaart Randapparaten. Op de positie van de detector de Interne instellingen kiezen. Een dialoog verschijnt, waarin het signaallicht van de detectoractivering (8) uitgezet kan worden.
Detectiekarakteristiek
Afbeelding: Detectiekarakteristiek van de detector.
Technische parameters
Voeding vanuit de BUS van de centrale 12 V (9 ... 15 V)
Stroomverbruik bij stand-by (rust) 5 mA
Stroomverbruik voor keuze van kabel 5 mA
Aanbevolen installatiehoogte 2,5 m boven de vloer
Detectieafstand t/m 9 m
Minimum oppervlak van het glaspaneel 0,6 x 0,6 m
Periode van stabilisatie na aanzetten: max. 60 s
Afmetingen 40 x 100 x 22 mm
Classificatie graad 2
conform CSN EN 50131-1, CSN CLC/TS 50131-2-7-1
Omgeving conform CSN EN 50131-1 II. binnen, algemeen
Bereik werktemperaturen -10 t/m +40 °C
Voldoet verder aan CSN EN 50130-4, CSN EN 55022