Serviceuitleg voor JA-151M
Draadloos mini-magneetcontact
Dit product is een onderdeel van het JABLOTRON JA-100 alarmsysteem. Het dient voor detectie van het opengaan van een deur, raam etc. De detector wordt vanuit een miniatuurbatterij gevoed en beschikt over een optionele reactie (puls- of statusreactie). Het product dient geplaatst te worden door een geschoolde monteur met een geldig Jablotron certificaat.
Installatie
Kies een geschikte plaats voor installatie. De detector reageert op afstandvergroting van de permanente magneet. De magneet kan zowel links als rechts zijn. Monteer het zendende gedeelte op het vaste onderdeel van deur (raam) en de magneet op het bewegende deel. Voorkom plaatsing direct op metalen voorwerpen (deze beïnvloeden op negatieve wijze de werking van de magnetische sensor en ook radiocommunicatie).
Afbeelding: 1 – invalklem van het scherm; 2 – rood signaallichtje van activering
1. Open het scherm van de detector door op de invalklem (1) te drukken.
2. Schroef het kunststof achterwandje vast op het vaste deel van deur (raam).
3. Schroef de permanente magneet vast op het bewegende deel van deur (raam). De afstand tussen de magneet en het zendende deel moet zo kort mogelijk zijn. De afstanden van de magneet die de detector activeren, zijn op de afbeelding weergegeven.
Afbeelding: afstanden voor activering van detector
4. Leer de detector in de centrale (ontvanger). De voorwaarde voor het inlezen in het systeem is de aanwezigheid van een JA-110R radiomodule in het systeem. Kies in het F-Link programma op de kaart Randapparaten de gewenste positie uit en door Inlezen te kiezen schakelt u de leermodus in. Het leersignaal wordt op het moment van het inzetten van de batterij in de detector gezonden.
5. Na het leren de detector op het achterwandje zetten.
6. Stel de functie van de detector in m.b.v. het F-Link programma.
7. Test de goede werking van de detector.
Afbeelding: 3 – serienummer; 4 - sabotageschakelaar; 5 – batterij; 6 – permanente magneet; 7 – magnetische opnemer; 8 – rood signaallichtje van activering van de detector; 9 – alternatieve plaatsing van de permanente magneet
Opmerkingen:
Als u de detector in de ontvanger leert nadat de batterij al aangesloten was, als eerst deze loskoppelen, dan het schermcontact (4) indrukken en loslaten (de restenergie wordt opgebruikt) en dan pas de leermodus uitvoeren.
De detector kan in het systeem ingelezen worden door het ingeven van het serienummer (3) d.m.v. het F-Link programma of vanuit het toetsenpaneel (of lezer van streepjescode). Alle cijfers onder de streepjescode worden ingegeven (1400-00-0000-0001).
Eigenschappen van de detector instellen
De detector heeft 2 modi geïndiceerd door één of twee flitsen van het signaallichtje bij het inzetten van de batterij.
• Één flits betekent dat de detector het opengaan en dichtgaan zal melden, eigen status zal volgen en melden (statusreactie).
• Twee flitsen betekenen een pulsreactie, dus dat de detector alleen activering zal melden (opengaan van de deur of het raam).
De werkmodus wordt bepaald bij het inzetten van de batterij, door de contactschakelaar van het scherm van de detector in te drukken en vast te houden, de batterij in te zetten en de schakelaar 3-5 seconden na het inzetten van de batterij los te laten. De detector knippert dan één of twee keer, afhankelijk van de zojuist gekozen modus. De fabrieksinstelling is de statusreactie.
Andere instelling van de functies wordt met behulp van het F-Link programma gedaan, in de kaart Randapparaten. Hier kan het type reactie ingesteld worden waarmee het systeem op activering van de geleerde detector zal reageren, de sectie waarin die ingelezen wordt, en eventueel ook de PG-uitgang, die door de detector bediend kan worden. Vanuit de fabriek is de reactie Vertraagd A ingesteld (deze verleent een inloop- en uitloopvertraging).
Detector testen
Gedurende 15 minuten na het sluiten van het scherm van de detector is de testmodus ingeschakeld, waarbij elke activering overgedragen en geïndiceerd wordt door het signaallichtje op het scherm van de detector. Het signaal van de detector en activeringen ervan kunnen in servicemodus van de centrale gevolgd worden via het F-Link programma in het venster Diagnostiek.
Batterij in de detector vervangen
Het systeem rapporteert automatisch zodra de batterij leegloopt. Voordat de batterij in de detector vervangen wordt, moet het systeem in de Servicemodus overgeschakeld worden (anders wordt een sabotagealarm opgeroepen).
Technische parameters
Voeding lithium batterij, type CR2032 (3.0V, 220 mAh)
Typische levensduur batterij ca 2 jaar (max. 20 activeringen/dag)
Communicatieband 868,1 MHz, protocol JABLOTRON
Communicatiebereik ca 200m (directe zichtbaarheid)
Afmetingen detector 55 x 26 x 16 mm
Afmetingen magneet 55 x 16 x 16 mm
Classificatie graad 2
conform CSN EN 50131-1, CSN EN 50131-3
Omgeving conform CSN EN 50131-1 II. binnen, algemeen
Bereik werktemperaturen -10 t/m +40 °C
Voldoet verder aan CSN EN 50130-4, CSN EN 55022
Het JA-151M product is ontworpen en gefabriceerd in overeenstemming met de daarop toe te passen bepalingen: Regeringsbesluit nr. 616/2006 Sb., mits gebruikt volgens de bestemming.
Opmerking: Hoewel dit product geen schadelijke materialen bevat, niet in het huisafval deponeren, maar op de voor elektronische afval bestemde verzamelplaats afgeven.
Installatie
Kies een geschikte plaats voor installatie. De detector reageert op afstandvergroting van de permanente magneet. De magneet kan zowel links als rechts zijn. Monteer het zendende gedeelte op het vaste onderdeel van deur (raam) en de magneet op het bewegende deel. Voorkom plaatsing direct op metalen voorwerpen (deze beïnvloeden op negatieve wijze de werking van de magnetische sensor en ook radiocommunicatie).
Afbeelding: 1 – invalklem van het scherm; 2 – rood signaallichtje van activering
1. Open het scherm van de detector door op de invalklem (1) te drukken.
2. Schroef het kunststof achterwandje vast op het vaste deel van deur (raam).
3. Schroef de permanente magneet vast op het bewegende deel van deur (raam). De afstand tussen de magneet en het zendende deel moet zo kort mogelijk zijn. De afstanden van de magneet die de detector activeren, zijn op de afbeelding weergegeven.
Afbeelding: afstanden voor activering van detector
4. Leer de detector in de centrale (ontvanger). De voorwaarde voor het inlezen in het systeem is de aanwezigheid van een JA-110R radiomodule in het systeem. Kies in het F-Link programma op de kaart Randapparaten de gewenste positie uit en door Inlezen te kiezen schakelt u de leermodus in. Het leersignaal wordt op het moment van het inzetten van de batterij in de detector gezonden.
5. Na het leren de detector op het achterwandje zetten.
6. Stel de functie van de detector in m.b.v. het F-Link programma.
7. Test de goede werking van de detector.
Afbeelding: 3 – serienummer; 4 - sabotageschakelaar; 5 – batterij; 6 – permanente magneet; 7 – magnetische opnemer; 8 – rood signaallichtje van activering van de detector; 9 – alternatieve plaatsing van de permanente magneet
Opmerkingen:
Als u de detector in de ontvanger leert nadat de batterij al aangesloten was, als eerst deze loskoppelen, dan het schermcontact (4) indrukken en loslaten (de restenergie wordt opgebruikt) en dan pas de leermodus uitvoeren.
De detector kan in het systeem ingelezen worden door het ingeven van het serienummer (3) d.m.v. het F-Link programma of vanuit het toetsenpaneel (of lezer van streepjescode). Alle cijfers onder de streepjescode worden ingegeven (1400-00-0000-0001).
Eigenschappen van de detector instellen
De detector heeft 2 modi geïndiceerd door één of twee flitsen van het signaallichtje bij het inzetten van de batterij.
• Één flits betekent dat de detector het opengaan en dichtgaan zal melden, eigen status zal volgen en melden (statusreactie).
• Twee flitsen betekenen een pulsreactie, dus dat de detector alleen activering zal melden (opengaan van de deur of het raam).
De werkmodus wordt bepaald bij het inzetten van de batterij, door de contactschakelaar van het scherm van de detector in te drukken en vast te houden, de batterij in te zetten en de schakelaar 3-5 seconden na het inzetten van de batterij los te laten. De detector knippert dan één of twee keer, afhankelijk van de zojuist gekozen modus. De fabrieksinstelling is de statusreactie.
Andere instelling van de functies wordt met behulp van het F-Link programma gedaan, in de kaart Randapparaten. Hier kan het type reactie ingesteld worden waarmee het systeem op activering van de geleerde detector zal reageren, de sectie waarin die ingelezen wordt, en eventueel ook de PG-uitgang, die door de detector bediend kan worden. Vanuit de fabriek is de reactie Vertraagd A ingesteld (deze verleent een inloop- en uitloopvertraging).
Detector testen
Gedurende 15 minuten na het sluiten van het scherm van de detector is de testmodus ingeschakeld, waarbij elke activering overgedragen en geïndiceerd wordt door het signaallichtje op het scherm van de detector. Het signaal van de detector en activeringen ervan kunnen in servicemodus van de centrale gevolgd worden via het F-Link programma in het venster Diagnostiek.
Batterij in de detector vervangen
Het systeem rapporteert automatisch zodra de batterij leegloopt. Voordat de batterij in de detector vervangen wordt, moet het systeem in de Servicemodus overgeschakeld worden (anders wordt een sabotagealarm opgeroepen).
Technische parameters
Voeding lithium batterij, type CR2032 (3.0V, 220 mAh)
Typische levensduur batterij ca 2 jaar (max. 20 activeringen/dag)
Communicatieband 868,1 MHz, protocol JABLOTRON
Communicatiebereik ca 200m (directe zichtbaarheid)
Afmetingen detector 55 x 26 x 16 mm
Afmetingen magneet 55 x 16 x 16 mm
Classificatie graad 2
conform CSN EN 50131-1, CSN EN 50131-3
Omgeving conform CSN EN 50131-1 II. binnen, algemeen
Bereik werktemperaturen -10 t/m +40 °C
Voldoet verder aan CSN EN 50130-4, CSN EN 55022
Het JA-151M product is ontworpen en gefabriceerd in overeenstemming met de daarop toe te passen bepalingen: Regeringsbesluit nr. 616/2006 Sb., mits gebruikt volgens de bestemming.
Opmerking: Hoewel dit product geen schadelijke materialen bevat, niet in het huisafval deponeren, maar op de voor elektronische afval bestemde verzamelplaats afgeven.